|
Reis door de Grote Leegte
Een zware beproeving in de Canadese wildernis
Bart de Haas beschouwt het leven in de wildernis als een onbezorgd bestaan. Met alleen
het vervullen van de fundamentele behoeften water, voedsel, lucht en bescherming tegen
extreme omstandigheden kan de mens al gelukkig zijn. Rugzak, slaapzak en overige uitrusting
is alles wat je nodig hebt. Op al zijn solotochten leerde hij met steeds minder uitrusting
te leven tot hij alles op een rampzalige dag kwijtraakte. Met alleen zijn kleding en zijn
kennis van de natuur werd het een ontdekkingstocht naar zijn plaats in het universum. Van
de ontberingen in de eerste weken na het verlies van zijn uitrusting werd zijn tocht naar
de bewoonde wereld een tocht door het aardse paradijs. Een zelf gespeerde zalm, een
geschoten hoender met een zelfgemaakte pijl en boog, het verzamelen van bosbessen, het eten
van zuivere in de natuur opgegroeide planten en de warmte van een met een vuurboog
aangemaakt kampvuur deden hem beseffen dat je met niets gelukkiger kan zijn dan met iets.
Tijdens de honderden kilometers lange tocht naar de bewoonde wereld ontstond een innerlijke
tweestrijd: blijf ik in dit paradijs, of keer ik terug naar de hectiek van de beschaving?
Een fragment uit dit boek
Ik besluit om op de andere oever te kamperen, dan kan ik mijn kleding boven het kampvuur
drogen zodat ik morgen met droge kleding weer verder kan trekken. Na enig zoeken vind ik
een geschikte stevige populierenstam en bereid me voor om het donkere water van de rivier
te doorschrijden. Voorzichtig, pas voor pas glibber ik over de gladde stenen door de hevige
stroom.
Even rusten, goed kijken, dan weer een pas, langzaam nader ik het midden van de
rivier. De populierenstam voorkomt dat ik meegesleurd word. Dan stap ik in een onzichtbaar
gat, ik verlies mijn steun van de stam en ga onder. Ik stik zowat in een hap water, mijn
kin stoot tegen een steen. Wanhopig probeer ik op te staan, het mislukt, ik krijg geen adem
meer. Ik probeer mijzelf op de rug te draaien om mijn hoofd boven water te krijgen, maar
het lukt niet. Soms krijg ik grip op de stenige bodem, maar de stroom is sterker. Ik wacht
zo lang mogelijk, maar nu moet ik toch een rigoureuze beslissing nemen. Ik wil het niet,
maar het moet, het moet. Uiteindelijk zoek ik razendsnel naar de gesp van mijn heupriem, ik
krijg hem niet los, ik word woest, dan schiet de heupriem los, mijn schouderbanden glijden
van mijn schouders af. Maar ik ben nog niet bevrijd van mijn kostbare last, ik word nog
steeds meegetrokken. Een snerpende pijn trekt door mijn nek. Mijn kompas, het koordje van
mijn kompas zit om mijn nek en blijft haken aan een gesp van mijn schouderband. Ik weet
mijn nek uit de strop te draaien en glibberend en glijdend kom ik boven, eindelijk lucht.
Diep ademend, hoestend en proestend probeer ik mijn rugzak te grijpen maar het is te laat,
de rugzak wordt meegesleurd en verdwijnt in het schuimende, kolkende water.
Hier sta ik, midden in de rivier, de laatste zonnestralen zijn verdwenen, doornat, met
alleen nog maar mijn jas, fleece, een zakmes aan een stukje vliegertouw en een waterdicht
doosje met lucifers. Woest grauwend struikel ik naar de oever en besef dat de koude mij te
pakken krijgt. Vanaf een rotsblok speur ik druipend de rivier af, in de hoop mijn rugzak
weer te vinden. Het is zinloos, alleen een schuimende waterval en een razende
stroomversnelling is te zien.
God ja, ik vind nog wat levensbelangrijke zaken in de borstzak van mijn overhemd: een zakmes,
een waterdicht luciferkokertje, mijn creditcard samen met een twintig dollar biljet in een
leren hoesje met een geldclip, een paar oude legitimatie bewijzen van buitenlandse
legereenheden waar ik gedetacheerd ben geweest, en een militaire vijfkampinsigne keurig
opgeborgen in een lederen pashouder. Altijd heel belangrijk gevonden als een herinnering aan
een uniek hoogtepunt in mijn leven. Nu is het zo belangrijk als een bagageverzekering, daar
heb je wat aan tweehonderd kilometer van de bewoonde wereld.
Minuten lang sta ik wezenloos voor mij uit te staren. Langzaam bekruipt mij een
onbedwingbare angst, dit is een regelrechte ramp! Ik probeer na te denken, het lukt mij
niet, ik krijg nog geen controle over mijzelf. Ik zie en hoor alles wel, maar het dringt
niet tot mij door. Het rillen en klappertanden doen mij uit mijn verdoving ontwaken, laat
ik eerst vuur maken voordat ik teveel afkoel!
Nog een fragment uit dit boek
Midden in de nacht word ik zittend wakker met nog een stukje vlees in mijn mond. Vanuit
mijn van takken gebouwde schuilplaats gooi ik nog wat hout op het vuur. De wildernis is
doodstil, de slaap neemt het weer over. De heldere koude ochtend maakt mij weer wakker,
ik gooi opnieuw wat hout op het vuur en val dan weer in slaap. Pas als de zon op tien uur
staat keer ik langzaam terug naar de levende wereld. Lang blijf ik nog liggen, gewoon
liggen, wat is dat heerlijk. Rustig kijk ik tussen de takken door naar de sprookjesachtige
knusse vallei. De wereld staat stil, de tijd staat stil, niets beweegt, er is geen geluid,
behalve het klaterende beekje. Het vuur gloeit, het leven is weer aangenaam. Traag en lui
sta ik na veel dralen op, kruip dan tussen de takken door naar buiten en kijk recht in het
gezicht van de beer. De beer is terug! Shit! Hij heeft waarschijnlijk hier de hele nacht
rond gehangen. De heerlijke geur van de beverzak heeft hem kennelijk aangetrokken maar zo
dichtbij durfde hij waarschijnlijk niet te komen om mijn beverzak te stelen. Stom van mij
om met die beverzak naast mij in slaap te vallen. 'Donderstraal op', 'donder op, lazer op
of ik ram je naar de berenhemel!' Ik schreeuw, ik spring, ik ren met mijn stijve pijnlijke
lichaam heen en weer. De beer kijkt mij seconden lang verbaasd aan en bij de laatste
schreeuw gaat hij er als een haas vandoor. Weg is weg, hijgend moet ik hard lachen, een
beer die bang is voor een gratenpakhuis. Ik geniet van de overwinning.
ISBN: 9789402149364
Koop hier het boek Reis door de Grote Leegte
Naar boven
Kampvuur in berenland
Bizarre en hilarische wildernisavonturen
Een grizzlybeer die voor je tent zit te poepen; een berg die wordt afgegraven voor
een peuk; een tent aan flarden door een droom; twee reusachtige bronstige elandstieren
die tussen de tenten een gevecht om de vrouwtjes beginnen.
Dit is een boek met hilarische en bizarre wildernis belevenissen.
Bart de Haas zwierf in zijn jeugd regelmatig door de bossen van Nederland.
Als tiener spaarde hij net genoeg geld bij elkaar en vertrok naar Canada, zonder zijn
ouders in te lichten.
De Canadese wildernis strafte zijn onervarenheid, maar gaf hem een ongelooflijke vrijheid.
In Nederland komt hij in conflict met vreemde regels; kamperen mag alleen bij een
paaltje met een nummer en kampvuur maken mag alleen op donderdag.
Als Bart vijftig is richt hij zijn outdoorschool Taku Adventures op. Hij
organiseert trektochten te voet en per kano en kajak door de Canadese wildernis.
Op deze tochten komen mensen van verschillend pluimage mee, zoals de jonge man
die beweerde dat de raven de K2 krachten activeerden met rampzalige gevolgen.
Aan bod komen ook zijn trouwe hond Kazan en natuurlijk de vele ontmoetingen met
groot en klein wild. Het heeft niet veel gescheeld of hij was soms zelf een hazenbout.
Een verhaal uit dit boek
De pannenkoekenbakker
Jan had vele talenten, wat hij onder handen kreeg werd ook perfect uitgevoerd. Iedereen respecteerde hem om zijn veelzijdigheid. Waarom het Canadese avontuur hem aantrok weet ik niet want het grote geheel, de immense wildernis leek niet tot hem door te dringen. Nee, maar wat hij moest doen deed hij met passie en grote verantwoording.
Het was een van de laatste avonden van een twee weekse trektocht, we naderden alweer de beschaving, het kleine dorpje Atlin, verscholen in het bergachtige noorden van Brits Columbia.
Het was pannenkoekenavond en normaal laat ik iedereen zijn eigen pannenkoeken bakken. Voor sommigen een bijzondere ervaring, want de meesten, vooral mannen, hadden waarschijnlijk nog nooit een voet in de keuken gezet. Behalve Jan, die had ervaring in alles.
"Ik ben specialist pannenkoeken bakken, jullie kunnen bij mij je zakje meel inleveren, dan komt het allemaal in orde." Menigeen voelde zich erg gelukkig en slaakte een zucht van verlichting. Jan mengde het meel met een handvol 'ingeblikte koe' in poedervorm (Amerikaans voor melk), van het kampvuur werd een gloeiend bed van kooltjes gemaakt en Jan klopte het beslag dat het een lieve lust was. Met de tong uit de mond wentelde hij de pan omhoog, naar links en naar rechts. De lepel werd linksom en rechtsom geslagen. Hij klopte en klutste in cirkels, in vierkanten en driehoeken. Zo nu en dan werd het beslag uiterst nauwkeurig gecontroleerd en geleidelijk aan werd het een smeuïge brij zonder ook maar een enkel klontje, werkelijk perfect. Nu begon het bakken. De pollepel werd op een vaste hoogte boven de koekenpan gehouden en gracieus liep het beslag de pan in om een perfect ronde vorm aan te nemen. Iedereen zat vol bewondering en begerig naar het tafereel te kijken. Daarna vulde hij de tweede koekenpan en efficiënt werkte hij met de twee inmiddels zwartgeblakerde pannen zonder dat de pannen maar een moment werkeloos waren. De eerste goudbruine pannenkoek werd met zachte hand op de schotel gelegd en enkele onbeschaafde lieden wilden hem al verscheuren en opdelen. Daar werd een stokje voor gestoken.
"Afblijven, zo ga je niet met pannenkoeken om. Hebben jullie geen manieren? Jullie wachten tot ik klaar ben met bakken, dan tel ik de pannenkoeken en dan laat ik je zien hoe je een pannenkoek moet eten."
De teleurstelling was groot, de trek in die aanlokkelijke goudbruine pannenkoeken werd met de minuut erger. De smakelijke geur circuleerde rond het kampvuur en Jan bleef onverdroten door bakken. Niemand durfde de schaal met pannenkoeken aan te raken. Hij stond netjes op een paar stenen, dicht bij het vuur met de deksel er bovenop om het gerecht warm te houden. Jan was echt een pannenkoeken specialist. De geur deed je watertanden, de pannenkoeken waren goudbruin en perfect rond. Het ongeduld rond het kampvuur nam zienderogen toe, maar Jan bleef doorbakken tot de laatste druppel beslag uit de pan was geschraapt. Oh, eindelijk mogen we eten dacht iedereen maar er was te vroeg gejuicht. Jan nam plaats op een omgevallen boom en gaf een geweldige demonstratie Aunt Jemima siroop smeren, pannenkoek oprollen en de wijze van eten. Liefkozend werd de pannenkoek naar binnen gewerkt. Hij genoot als een hongerige coyote in een elandenkadaver. Smachtend moest iedereen zien hoe hij elegant hapje voor hapje de opgerolde pannenkoek op smaakvolle wijze verorberde zonder maar een drupje siroop te morsen. Het was ook werkelijk het toppunt van tafeletiquette.
"Hebben jullie het gezien? Er zijn voor iedereen vijf pannenkoeken en die worden allemaal opgegeten." Nu heel netjes en gedwee, zonder te graaien, pakte men een pannenkoek en deze werd op de wijze van de meester voorbereid en genuttigd. Er heerste een volkomen rust in het kamp, alleen verstoord door het knappende kampvuur. Zonder een woord werden de pannenkoeken getafeld. Voor mij was het teveel, vijf pannenkoeken.
"Als er nog liefhebbers zijn, ga je gang", zei ik.
"Absoluut niet", reageerde Jan, "iedereen eet vijf pannenkoeken!" Ik protesteerde niet, ik at door, luisterend naar de meester. Opgeblazen als een jager met overgewicht verdween ik niet veel later in de slaapzak.
Een paar dagen later arriveerden we vroeg in de ochtend in Atlin en de gewoonte was om onmiddellijk naar het Pine Tree restaurantje, daterend uit de goudzoekertijd, te gaan om een vette hamburger als ontbijt te eten. Iedereen keek er naar uit, na een paar weken geleefd te hebben op het vetloze trailfood.
Met onze stinkende bezwete, naar kampvuur ruikende kleding werden we natuurlijk gastvrij onthaald. De hamburgers werden door de kok met grote vaart gebakken, alleen Jan had pannenkoeken besteld. De hamburgers en een bord vol duimdikke dampende pannenkoeken werden geserveerd. Jan inspecteerde nauwkeurig zijn ontbijt, hij sneed een pannenkoek doormidden en tot zijn ontzetting ziet hij dat het beslag wel heel erg slordig geklopt was. Allemaal korreltjes.
"Dit is geen pannenkoek, dit is een stuk boomschors", zegt hij verontwaardigd. Resoluut stapte hij de keuken in, verzoekt de kok beleefd om even pauze te nemen en gaat aan de slag om pannenkoeken te bakken. Verbouwereerd als een eenzame kariboe staat de kok het hele proces gade te slaan, zonder in te grijpen. Jan geeft een uitstekende demonstratie pannenkoeken bakken en zegt:
"Zo wil ik ze voortaan hebben, heb je het gezien?"
De kok staat hem schaapachtig aan te kijken en weet niets te zeggen. Jan keert terug in het restaurant en eet met smaak zijn eigen gebakken pannenkoeken met Aunt Jemima siroop op. Hij hoefde niet te betalen voor de maaltijd, de kok waardeerde de pannenkoekenbakles.
ISBN: 9789402149371
Koop hier het boek Kampvuur in berenland
Naar boven
De verborgen weg van Karate-do
Bart geeft al 52 jaar les in onder andere diverse sporten. In militaire dienst volgde
hij een instructeursopleiding. In die periode leerde hij bij sensei Tigele Kyokushin
Karate. In 1969 selecteerde hij zich voor de nationale Militaire Vijfkampploeg.
Gedurende vijf jaar nam hij deel aan internationale wedstrijden en wereldkampioenschappen.
Na deze periode zwierf hij in zijn eentje duizenden kilometers door de onbewoonde
Canadese wildernis, sliep in de open lucht en leefde van voedsel uit de natuur.
Karate is niet alleen het leren van talloze vechttechnieken. Karate-do vereist een
totale training van lichaam en geest, het is een levenskunst, het is de weg naar een
gezond bestaan, een blijvende innerlijke rust en een tevreden zijn met niets. De leringen
in topsport, karate en het jarenlang overleven in de wildernis waren een ontdekkingsreis
naar het fundament van het leven, naar de peilloze diepten van de menselijke geest.
'De verborgen weg van Karate-do' behandelt niet de vechttechnieken, maar is een handleiding
om lichaam en geest naar oosterse en westerse inzichten optimaal te trainen. Het boek is
lang niet volledig, zelfs een hele bibliotheek kan deze kennis niet vatten.
Een fragment uit dit boek
Hersengolven en topprestaties
De prestatie van topatleten ligt niet in de spieren, het hart en de longen, maar
tussen zijn oren. In elke sport en ook in het dagelijks leven moeten talloze onbewuste
handelingen met hoge snelheid verricht worden. Acties in sport zijn meer dan een aantal
automatische antwoorden op onverwachte situaties.
Ze maken deel uit van een dynamische strategie om een altijd veranderende hoeveelheid
uitdagingen te berekenen en zo snel mogelijk het hoofd te bieden. Omdat situaties nooit
hetzelfde zijn, zullen er altijd aanpassingen verricht moeten door eerdere ervaringen te
combineren met de nieuwe situatie om de ideale situatie op dat moment te verkrijgen.
Uit de vergelijkingen van hersengolven tussen topkarateka's en niet-karateka's, in rust
met de ogen gesloten, blijkt dat de karateka's sterkere alfa golven uitzenden en dus in
een kalme meditatieve toestand verkeerden. De hersenen van de karateka's waren ook tijdens
gecompliceerde motorische experimenten veel rustiger, er was minder hersenactiviteit. Zelfs
de meest talentvolle sportmensen met overgeërfde 'sportgenen' hebben heel veel oefening
nodig om de hersenen te ontwikkelen naar een 'sportbrein'. Zodra men een nieuwe sport of
handeling leert, beginnen de hersenen te veranderen, de veranderingen duren soms jaren voort.
Na een week ontwikkelt de beginner al extra grijze stof in sommige hersengebieden. De
neuronen in de prefrontale cortex, het voorste deel van de hersenen, worden door oefening
geactiveerd. Dat gebied is vitaal voor concentratie op de taak. Een antwoord geven op nieuwe
situaties of het voorspellen van de handelingen in een nieuwe situatie, bijvoorbeeld in een
gevecht, gaat dan veel sneller en nauwkeuriger. Meditatie ofwel in een alfa/theta staat komen
is zeer belangrijk voor iedereen, en in het bijzonder voor karate of andere gevechtskunsten.
ISBN: 9789402162820
Koop hier het boek De verborgen weg van Karate-do
Naar boven
Dienstmakkers
Handboek voor den afgezwaaide militair
Nederland heeft een interessante militaire geschiedenis. Jarenlang heeft Nederland een klein beroepsleger en een groot leger van dienstplichtigen gehad. Ondanks dat de krijgsmacht niet populair was denkt menige dienstplichtige, kvv'er, reservist en beroeps met weemoed terug aan de belevenissen in onze krijgsmacht. Die belevenissen zijn uniek en voor de buitenstaander vaak ongeloofwaardig, die vind je in geen enkele andere organisatie. Het is maar al te waar: eens militair altijd militair, ongeacht rang, je leven lang. Vooral tijdens feestelijke bijeenkomsten komen de verhalen weer terug, meestal enigszins aangedikt, maar het verhoogt aanmerkelijk de sfeer en menig traantje wordt weggepinkt bij de gedachte aan die 'goeie ouwe tijd' die nooit meer terugkeert, de tijd van kameraadschap in goede en slechte tijden, tijdens en na het vervullen van de dienst. Honderdduizenden hebben dit in de loop der jaren mogen meemaken en ieder heeft zijn eigen belevenissen. Dit boek bevat mijn eigen, vaak hilarische, droevige en romantische belevenissen als beroepsmilitair in de periode 1963-1980 en later als Knatres militair van 1988-2001. Velen zullen deze verhalen herkennen, ze zijn tijdloos.
Een verhaal uit dit boek
Wij zijn overgezwommen
We namen deel aan een grote oefening in Drenthe. We waren begonnen met een nachtelijke
verplaatsing naar een verzamelpunt. Ik was groepscommandant van een groep van acht
dienstplichtigen in opleiding. Een goede oefening keek ik altijd wel naar uit, het
was een ideale onderbreking van het 8-5 kazerneleven.
We slopen 's nachts door de bossen in de buurt van het Blauwe Meer. Onze zintuigen
stonden op scherp, er zouden vijandelijke eenheden door het terrein patrouilleren,
maar wij wisten niet of ze te voet of gemotoriseerd waren. Bij elke kruising van
zandpaden stuurde ik een verkenner vooruit die honderd meter voor de kruising een
omtrekkende beweging maakte. Wij lagen dan in rondom verdediging te wachten op het
sein veilig. In de open bossen zochten we een geruisloze route en als we weilanden
moesten oversteken, dan kropen we door de sloten of laag langs de slootkant. Voor
de jongens was het natuurlijk allemaal spannend, voor mij ook, maar ik had het al
vaker meegemaakt. Ik had een coördinaat gekregen waar ik mij moest melden bij een
brug over de Drentse hoofdvaart. Dat was naar mijn berekeningen nog een uur of vier
sluipen. Zo nu en dan hielden we pauze en bleven in rondom verdediging luisteren of
er vijandelijke activiteiten waren. We hadden inmiddels een eenheid te voet in het
oog gekregen, maar ik kon niet ontdekken of het eigen of vijandelijke troepen waren.
Een enkele keer hoorde ik een jeep over zandpaden scheuren, maar dat konden ook
waarnemers van de oefening zijn. Bij de brug zouden we een nieuwe opdracht krijgen,
maar zeker wist ik het niet. De brug lag in ieder geval op de route naar het
oefenterrein tegenover de Johannes Post Kazerne in Havelte. We slopen verder en
een paar minuten later doemden plotseling lichten op en het geluid van de razende
motor van een jeep. We doken vijftig meter het bos in en wachtten af.
De jeep stopte,
een paar man sprong eruit en doorzochten het bosperceel. In volle spanning lagen
we tussen de struiken en de vijand liep op nog geen vijf meter langs ons heen.
Ze verdwenen snel en wij gaven een zucht van opluchting. We wisten nu in ieder
geval nagenoeg zeker dat er gemotoriseerde patrouilles en patrouilles te voet waren.
Geruime tijd later moesten we een door lantaarnpalen verlichte eindeloos rechte weg
over steken, maar van verre zagen we al een post heen en weer lopen, duidelijk
zichtbaar onder een lantaarnpaal. Die had er kennelijk niet veel zin in. We bleven
enige tijd liggen tot hij werd afgelost, het ideale moment om snel in linie de weg
over te steken. De posten stonden nog enige tijd te kletsen zonder op te letten.
Doordat we een omweg maakten om zover mogelijk van de post over te steken moest
ik opnieuw de kaart bestuderen. We zochten een bosperceel op en met de jas over
mijn hoofd probeerde ik met een flauw lichtschijnsel de kaart te bestuderen. Ik
leerde altijd de zelf geplande route uit mijn hoofd, onthield de kompasstanden
en afstanden, maar door onverwachte wijzigingen in het plan moest er soms
bijgestuurd worden. Ik stelde vast wat onze positie was en berekende de nieuwe
kompasstanden en afstanden tot de brug.
Na een urenlang sluipspel naderden we eindelijk de brug in de kille vochtige nacht.
Met mijn kijker probeerde ik de post te vinden waar we een nieuwe opdracht zouden
krijgen. Eindelijk zag ik beweging. Bij het brugwachtershuisje stond een militair
met een lichtgevende armband. We slopen tot achter het brugwachtershuisje en daar
liet ik de jongens in dekking liggen. Ik sloop zelf verder langs het kanaal en
meldde me bij de man, een adjudant met het lichtgevende armband. Hij schrok even,
hij had niets gehoord.
"Goed gedaan, sergeant." De adjudant gaf mij een briefje in de handen en zei "Lees maar op
je gemak de volgende opdracht, laat de groep er maar bij komen."
Er was niet veel te lezen: 'De brug is opgeblazen'. 'Nondeju', dacht ik 'dat wordt zwemmen,
drijfpakketje maken en dan het water in.'
"Wat is er sergeant?" vroeg een van de jongens.
"Hier lees maar", zei ik. Na een sluiptocht door de koude vochtige nacht had ik weinig
behoefte om een nat pak te krijgen, ik verlangde naar een heerlijk warme slaapzak.
Ik zag mijn lezende groepsgenoot nadenken.
"Heeft u een pen voor mij sergeant?"
Ik gaf hem mijn potlood, een potlood schrijft altijd.
Hij schreef wat op de achterkant van het papiertje en gaf het aan de adjudant.
De adjudant las het briefje met grote opengesperde ogen en moest onbedaarlijk lachen.
"Ga maar over de brug met je groep, sergeant, wat ben ik blij dat we dienstplichtigen
hebben, dit zijn de krenten in de pap, daar staat of valt het leger mee."
We waren snel de brug over en ik vroeg uitermate nieuwsgierig: "Wat heb je nou
opgeschreven?"
"Heel simpel sergeant: Wij zijn overgezwommen."
Daar was ik nooit opgekomen.
En nog een van Bart zijn favorieten uit dit boek
Korporaal Patinawa en de luitenant
Ik was tijdelijk tewerkgesteld op het infanterie schietkamp De Harskamp. Na enige tijd leer je natuurlijk je collega's kennen, vooral beroeps, maar ook dienstplichtige soldaten, korporaals en onderofficieren. Voor de dienstplichtigen was De Harskamp een garantie voor een schitterende diensttijd, interessante baantjes op en rond de schietbanen en diverse schietopleidingen, zeker voor de schiet enthousiastelingen. Onder het beroepskader zaten ook een aantal oorlogsveteranen die niet meer geschikt waren voor andere functies.
Wij hadden de mogelijkheid om dagelijks te schieten, naast ons werk als instructeur. Voor mij was het een paradijs, mijn schietresultaten vlogen omhoog. Ik schat dat ik een tienduizend schoten per jaar afleverde met vooral het pistool Browning 9 mm, de FAL met richtkijker AI-62, kaliber 7,62 x 51 mm, de Garand, kaliber .30 en de PM Uzi 9 mm. Je kreeg het gevoel niet meer te kunnen missen. Voor de dienstplichtige jongens en ook de beroepsmilitairen was het een paradijselijke diensttijd. Beroeps en dienstplichtig, niemand werd overgeplaatst of ging de dienst uit zonder alle scherpschuttersbrevetten in de wacht te slepen.
Ik leerde daar ook Patinawa kennen, een fanatieke Molukse korporaal op leeftijd. Het was zijn eindrang, hij kon dus geen verdere militaire carrière maken. Hij zat daar niet echt mee, want zijn job als baanbeheerder op de pistoolbaan was zijn grote hobby, hij wilde niets anders. Hij behoorde echt tot de inventaris van De Harskamp. Hij was, hoe kan het ook anders, ook een uitmuntende pistool schutter, het was zijn lust en zijn leven.
Op een dag kreeg hij een peloton 'driesporentrekkers' (infanteristen) op 'zijn baan'. Patinawa hield zoals gewoonlijk altijd streng toezicht op de veiligheidsmaatregelen. Het gearriveerde peloton stelde zich op, hing de uitrusting af en de jonge tweede luitenant, een echte 'eenpitter', de pelotonscommandant, hield netjes wapen inspectie en stelde de gewetensvraag:
"Is er iemand in het bezit van munitie of onderdelen van munitie?"
Een korporaal werd aangewezen als commandant munitie corvee en hij liet een paar soldaten de munitie voor uitgifte gereed brengen.
Alles verliep op rolletjes tot de luitenant riep:
"Alfa groep, 5 patronen halen, ter plekke magazijn vullen, magazijn in de broekzak en dan pas naar het 15 meter schietpunt."
Patinawa bekeek de gehele gang van zaken en riep:
"Luitenant, u vergeet wat."
"Oh ja? En wat zou dat dan moeten zijn?" reageerde de luitenant arrogant tegen Patinawa. Een korporaal is natuurlijk een veel lagere rang.
"Volgens voorschrift behoort u eerst de oefening aan de schutters uit te leggen, dan geeft u zelf een demonstratie en dan kan er pas munitie aan de aspirant schutters uitgereikt worden."
"Wat is dat voor onzin korporaal?" zei de luitenant.
"Voorschrift is voorschrift, luitenant", zei Patinawa met een gemene grijns.
De luitenant werd een beetje zenuwachtig, maar kwam er niet onderuit, bij praktische instructie hoort ook een demonstratie.
De club werd opgesteld, de eerste oefening werd uitgelegd en de luitenant laadde zijn pistool met vijf patronen. De kogels vlogen wel in de kogelvanger, maar niet in de schijf.
"Dit is een verdomd slecht wapen", riep de luitenant uit.
"Mag ik uw pistool even gebruiken, luitenant?"
Patinawa laadde het pistool en schoot vijf patronen in een groep van vijf centimeter in de schijf.
"Uitstekend wapen luitenant, mankeert niets aan, nu mag u weer."
Weer schoot de luitenant erbarmelijk slecht, tot groot vermaak van het dienstplichtige peloton.
Nu werd Patinawa pissig, hij liep naar de schijf, ging rechts van de schijf staan, wees naar het midden van de schijf en schreeuwde met zijn schelle stem:
"Daar luitenant en waag het niet om te missen of mij uit de voeding te knallen!" (doodschieten).
Patinawa bleef onbewogen staan, de luitenant durfde niet te schieten.
"Nu!" Patinawa werd steeds bozer. De luitenant vermande zich en schoot. De schoten kwamen allemaal links van de schijf in de kogelvanger terecht.
"Nog een keer!"
De luit schoot weer en nu kwamen een paar schoten in de schijf.
Patinawa was tevreden,
"Het gaat al een stuk beter luitenant."
Patinawa had absoluut geen respect voor luitenantjes die hun tekortkomingen verborgen maar wel de
stoere bink uithingen.
Tijdens de lunch werden de jongens naar een open plek in het bos gestuurd om hun 'lupatje'
(lunchpakket) te knagen en om een 'wobro' (worstenbroodje) bij de Cadie (kantinedienst) te halen.
Patinawa nam de korporaals, sergeanten en de luitenant mee naar het 25 meter schietpunt en leerde hun
de kneepjes van het vak. Precisie vuur, snelvuur met het trekken van het wapen, vuren op
meerdere doelen enzovoorts. De jongens hadden een lange lunchtijd en vermaakten zich bij de Cadie
wagen. Honderden patronen werden door het kader en de luitenant verschoten. Ze
kregen er plezier in, vooral omdat korporaal Patinawa indrukwekkende demonstraties gaf voordat
'zijn leerlingen' de oefening moesten uitvoeren.
"Als jullie nog een paar keer komen oefenen kan je de scherpschuttersproeven afleggen, maar de afname moet je aanvragen bij de commandant Harskamp.
Het was een leerzame dag voor de luitenant, nu werd hij een echte luitenant, zoals dat behoort te zijn, een voorbeeld voor de jongens, geen schone schijn.
Het was heel sportief van de luitenant dat hij welgemeend korporaal Patinawa bedankte voor de uitstekende instructie, ondanks dat hij in het bijzijn van zijn peloton 'in de zeik' werd gezet. Patinawa was natuurlijk goed fout om naast de schijf te gaan staan, dat was ook tegen de voorschriften, maar er werd niet over gesproken. De beloning was groter dan het incident.
Jaren later ontmoette ik Patinawa in Bronbeek, het tehuis voor gepensioneerde militairen. Helaas herkende hij mij niet meer, hij was nauwelijks aanspreekbaar.
Hij was een type die je in oorlogstijd nodig had, een echte vechter, geen papieren soldaat. Op de kazerne voelde hij zich een gevangene, op De Harskamp voelde hij zich in zijn element.
ISBN: 9789402184532
Koop hier het boek Dienstmakkers
Naar boven
| |